Tuesday, August 19, 2014

Het permanente carnaval der kleinburgers | Krapuul


In mijn geschiedenisopleiding ben ik indirect een leerling van Jan Romein, die op zijn beurt weer een soms zijn meester verloochenend leerling van de grote Huizinga was. Beiden waren op zoek naar wat tekenend is voor Nederland, een land dat in deze vorm pas sinds 1830 bestaat (en het jaartal kan opgerekt worden naargelang het er bij horen van de provincie Limburg en het er niet bij horen van Luxemburg telt – ze mieren nu over 1814, daarbij vergetend dat het huidige BelgiĆ« er dan bij hoort). U valt er met uw neus in, ik verloochen mijn indirecte leraren meteen.


Het wezenskenmerk van het Nederlandse volkskarakter wordt bepaald door de burgerlijkheid. Beter gezegd: kleinburgerlijkheid. De ongelooflijkste vlekjes (zo u je het nu noemen) wisten zich stadsrechten te kopen in de middeleeuwen, zoals Hem in Westfriesland of Bronkhorst op de rand van de Veluwe. Kleine stadjes geven kleinburgers – vrijgevochten in benepenheid.


Die kleinburgerlijkheid strekt zich uit over alle klassen naar het lijkt. De grote bourgeoisie, in de vorm van het patriciaat verstrengeld met de adel, is niet zo groot als elders. Niet alleen degenen die waarachtig kleinburgers genoemd zouden worden – de zogeheten middenklasse en niet te vergeten de hardwerkende middenstand, maar ook, zeker ook de georganiseerde arbeiders hadden en hebben kleinburgerlijke trekken. En ik moet mij sterk vergissen als niet ook het al dan niet herrijzende lompenproletariaat daar niet ook graag op wil lijken.


Een van de bijzonder nare karaktertrekken van het kleinburgerdom is de gedachte dat de wereld die zij zien de echte wereld is. Hiermee bedoel ik niet een benadering van “de realiteit”, maar inderdaad de aardbol en al wie daarop rondloopt. Het is toch wel fijn Heineken te kunnen hijsen aan de Costa met een nassischijf er bij. Een mooi-kleinburgerlijke reactie hierop is: bah, mag het ook Grolsch zijn en een loempia (nieuwste aanwinst: een kapsalon)?


Bij kleinburgerlijkheid hoort het zich profileren aan de hand van negatieve reacties op de Ander. Zeker weten dat dit of dat muziekstuk een “burgermansklassieke” is. Deze of gene dichter deugt niet, dat is de smaak van iedereen, of: wie kent dat nou? De manager, de goedverdienende kleinburger bij uitstek, heeft in dit verband de standaarduitdrukking; “Dat is niet meer van deze tijd”. D66 is een partij voor kleinburgers. En laten we wel wezen, dat zijn ze allemaal. De tijd dat een partij zich liet voorstaan op haar vergroeidheid met de werkende klasse is voorbij, voorbij… Zeg nooit van harte wat je goed vindt maar kritiseer de anderen. De grootste lol heeft de kleinburger niet met zijn of haar eigen plezier maar met het afkammen van plezier van de anderen. Geen benul van of interesse hebben voor welke godsdienst dan ook, maar schelden op de moslims want die zijn anders (die hebben weet van tradities, misschien zelfs van die van de anderen). Jazeker, ook en misschien juist vooral de (proto-)fascisten in Nederland zijn ten slotte benepen kleinburgers.


Trefzeker schreef Roel van Duyn in het allereerste nummer van Provo: “(W)e zien eerder de zon in het westen opkomen dan in Nederland revolutie komen.”




Source:


http://ift.tt/1lezBfM






The Late News from http://ift.tt/1dkHZFp